Tip 11: Slaapt mijn kind genoeg?

 

Hoe weet je nou of je kind genoeg slaap krijgt en wanneer spreken we van een slaapprobleem en moet je hier wat aan gaan doen?

Het Nederlands Centrum voor jeugdgezondheidszorg heeft hier richtlijnen voor ontwikkeld “Gezonde slaap en slaapproblemen”. Daarin staat beschreven wat een gezonde slaap hoeveelheid is en wanneer dit dus afwijkt. Natuurlijk is dit wel afhankelijk van de leeftijd van je kind en de aanleg van je kind. Deze richtlijnen kun je hier lezen: https://www.ncj.nl/richtlijnen/alle-richtlijnen/richtlijn/gezonde-slaap-en-slaapproblemen-bij-kinderen

In deze richtlijnen wordt onder andere beschreven dat je aan je eigen kind doormiddel van drie kenmerken kunt zien of je kind voldoende slaap heeft. De volgende drie kenmerken geven aan of je kind gedurende een week goed slaapt:

  1. Je kind wordt doordeweeks zelf wakker en hoeft niet wakker gemaakt te worden.
  2. Als je kind in het weekend niet heel veel later wakker wordt als doordeweeks.
  3. Als je kind na een half uur na wakker worden zin heeft om te ontbijten, dan mag je aannemen dat je kind voldoende slaap heeft gehad.

Tip 10: Zelfstandig tot zit komen

Wij zijn bij Kinderdagverblijf Evy geïnspireerd door de pedagogische visie van Emmi Pikler. Een van de belangrijke thema’s uit haar werk is de vrije bewegingsontwikkeling. Deze keer deel ik graag wat tips hoe je je baby kunt ondersteunen om zelfstandig tot zit te komen.

  1. Zorg voor een veilige speelplek met een stevige platte ondergrond waar je baby zich zo vrij mogelijk kan bewegen en leg je baby op zijn rug neer.
  2. Biedt je baby zoveel mogelijk vloertijd aan, natuurlijk als de baby uitgeslapen is en geen honger heeft of last van andere dingen.
  3. Gebruik geen zithulpjes waar je kind een lange tijd vast in zit, deze lijken handig maar deze doen niets voor het brein en kunnen ertoe leiden dat de baby gaat compenseren door zijn bekken vast te zetten, wat de motorische ontwikkeling kan vertragen.
  4. Hou het spel van je baby zo lang mogelijk laag op de grond. Leg speeltjes naast je baby neer op de grond en gebruik geen speelgoed boven het hoofd. Laat de baby steeds opnieuw oefenen met alle bewegingen. Baby’s die gaan zitten, willen daarna niet meer zo graag platliggen en rollen.
  5. Richt je op het proces van het gaan zitten en niet op het resultaat (het echt zitten zelf dus) want alle bewegingen ook wel de overgangsbewegingen genoemd die voor het echte zitten komen zijn enorm belangrijk voor de motorische ontwikkeling. Dus laat je baby deze keer op keer weer oefenen!

Tip 9: Spel en speelgoed voor baby’s

Spelen en bewegen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Als een baby 2-3 maanden is begint het met het ontdekken van de handen. De baby begint naar zijn handen te kijken en gaat ermee spelen. Dan is het tijd voor het eerste speeltje.

Bij Evy leggen wij de baby op zijn rug op een stevige ondergrond (grondbox) en zetten een boerenzakdoek in een punt naast de baby (zie bijlage!). Als hij dit goed kan grijpen en loslaten, bieden wij ook andere voorwerpen aan die makkelijk te pakken zijn zoals een plastic draadbal of een diertje van stof. En later ook plattere voorwerpen en wat zwaardere voorwerpen van bijvoorbeeld hout. Wij leggen de speeltjes op armafstand zodat de baby een beetje moet reiken om erbij te kunnen. Wij leggen ongeveer zoveel speeltjes neer als dat de baby in maanden oud is (rond zijn hoofd). Op deze manier dagen wij de ontwikkeling van de baby spelenderwijs uit.

Wat oudere baby’s gaan steeds meer bewegen en dit kan het kind ook heel goed zelf, daar hoeven wij hem niet bij te helpen. Wij zorgen alleen voor de juiste omstandigheden zoals een uitdagende omgeving en makkelijk zittende kleding. Deze periode is één en al herhaling en “gymnastiek” oefeningen. Wij geven een kind de ruimte om zich in zijn/haar eigen tempo te ontwikkelen. Wij leren een kind niks aan en brengen hem niet in een positie waar hij uit zichzelf niet in of uit kan komen.

Wij gebruiken geen mobile en/of babygyms. Deze hebben vaak veel kleuren en geluiden dit trekt daarom constant de aandacht van de baby (het lijkt daarom vaak dat de baby het reuze interessant vindt), maar de baby kan zich hier nog moeilijk van afsluiten en het kan daarom overprikkelend werken. Dit stimuleert de baby verder ook totaal niet om zelf te gaan bewegen en dus ontwikkelen. Daarnaast kan de baby het speelgoed wat boven hem hangt niet echt vastpakken en bijvoorbeeld verder ontdekken door het in zijn mond te stoppen.

In het kort:

  • Leg de baby altijd op zijn rug dit is altijd de uitgangspositie (ook als de baby al kan rollen, dan oefenen ze deze draai keer op keer).
  • Leg zoveel speeltjes als de baby oud is in maanden rond het hoofd neer.
  • Zorg voor goed zittende kleding, waarin de baby makkelijk kan bewegen (niet te klein/strak of met vervelende knopen, harde stof etc.).
  • Zorg dat je baby genoeg bewegingsvrijheid heeft om zich makkelijk te kunnen bewegen.
  • Zorg voor een stevige ondergrond, zodat je baby goed zijn hoofd kan bewegen, armen bewegen en oefenen met rollen en draaien (op te zachte kussens, dekens of vast in wippers en andere stoeltjes kan het kind niet vrij bewegen).
  • Zet je baby nooit in een positie waar het zelf niet in of uit kan komen.

Tip 8: Voorlezen

De Kinderboekenweek 2020 is begonnen (30 september tot 11 oktober)! Dit jaar is het thema: En toen… dus over de geschiedenis! Er zijn leuke boeken uitgekomen over de ijstijd, dinosaurussen tot ridders en romeinen. In deze week is er extra veel aandacht voor het belang van het (voor)lezen van boeken!

Want het voorlezen van boeken aan je kind heeft zo veel voordelen. Het is goed voor de taalontwikkeling en denkprocessen maar ook voor jullie band samen!

Maar hoe doe je dat nou goed voorlezen? Het is belangrijk dat je interactief voorleest. Dit houdt in dat je niet alleen de letterlijk tekst opleest maar dat je in gesprek gaat met je kind over het verhaal, noem hardop wat je denkt en ziet en vraag wat je kind denkt en ziet of hiervan vindt. Na een tijdje zal je kind wennen aan deze manier van lezen en hoef je steeds minder vragen te stellen en komt het gesprekje vanzelf!

Een tweede tip bij het voorlezen is de kracht van de herhaling. Kleine kinderen vinden het juist heel fijn als ze een boekje al vaker hebben gehoord, ze ontdekken steeds weer nieuwe dingen uit het verhaal en kunnen zich steeds beter inleven in de personages. Herhaling geeft ze houvast en het geeft daarom ook een veilig gevoel. Herhaling is een van de beste manieren om te leren. Door regelmatig dingen te herhalen kan een kind dit zich eigen maken. Het is ook leuk om met je kind een alternatief einde te bedenken voor het verhaal of om te vragen wat er daarna nog gebeurde. Op deze manier stimuleer je enorm allerlei denkprocessen, de taalontwikkeling en natuurlijk de fantasie van je kind!

Tips bij voorlezen:

  • Maak er een vast momentje samen van
  • Lees interactief voor
  • Herhaling
  • Andere dingen bedenken die niet in het verhaal staan

Tip 7: Gebruik de seizoenen

Een jaar kan voor een kind heel erg lang duren, ze hebben nog een heel ander tijdsbesef dan wij. Maar door gebruik te maken van de seizoenen kunnen wij onze kinderen helpen de kringloop van het jaar te volgen en zo meer besef van de tijd in het jaar te krijgen.

Dit kun je ook heel tastbaar en visueel maken door een kleine plek in het huis in te richten als seizoenstafel, plank of hoekje. Je kunt hier mooie materialen uit de natuur neerzetten die het seizoen weergeven. Nu is de herfst begonnen! Dus maak bijvoorbeeld een herfst-wandeling met je kind door de natuur en verzamel mooie bladeren, kastanjes en andere dingen om het seizoen en de tijd in het jaar vorm te geven!

6668E133-DC31-4E62-AFB3-EB904D592ACC

 

Pedagogische tips

Op deze pagina worden pedagogische tips gegeven voor thuis, maar hier krijg je ook een beeld van hoe er bij Kinderdagverblijf Evy gewerkt wordt. 

Onze werkwijze en visies zijn geïnspireerd op het pedagogische gedachtengoed van Emmi Pikler (kinderarts en pedagoog) en Thomas Gordon (klinisch psycholoog). Dit zie je terug in verschillende aspecten zoals; hoe de groep is ingericht, hoe wij de kinderen laten spelen, hoe wij de kinderen verzorgen en hoe wij met en tegen de kinderen praten. De pedagogisch coach bij Kinderdagverblijf Evy, volgt de Emmi Pikler opleiding en is hier al aardig in thuis. De leidsters bij Evy worden dan ook door haar gecoacht om de pedagogische visie van Emmi Pikler toe te passen. Wil je weten wat deze visie inhoudt dan verwijzen wij jullie naar deze link. Ook zijn er al redelijk wat boeken geschreven, deze kun je vinden op de website van de Emmi Pikler Stichting Nederland.

 

Tip 1: Zelfstandig spelen

Laat je kind zelfstandig spelen! Wij hechten veel waarde aan het vrije spel zonder sturende hulp van de volwassenen, want wij geloven dat dit een belangrijke basis biedt voor de ontwikkeling. Kinderen kunnen als de beste zelf spelen, wij als volwassenen moeten alleen zorgen dat de voorwaardes voor dit vrije spel geboden worden zoals: veiligheid, rust en voldoende en het juiste speelgoed. Bereid de ruimte voor door het speelgoed op een leuke manier neer te zetten, dan krijgt je kindje gelijk zin om er mee te spelen! Ga zelf op een afstandje zitten (niet te dicht erop) maar blijf beschikbaar en benoem duidelijk dat het tijd is voor je kind om zelf te spelen. Zet de TV of radio uit om je kind niet af te leiden. Het ene kind speelt gemakkelijker zelfstandig dan het ander, maar elk kind kan het leren en dit is enorm waardevol voor de creativiteit, het oplossend vermogen en het zelfbeeld van je kind. Dus blijf het oefenen!

Tip 2: Hoe om te gaan met driftbuien

Wat kun je nou het best doen tijdens een driftbui van je dreumes of peuter!?

Alle dreumesen en peuters hebben wel eens last van een driftbui het ene kindje erger en vaker dan het ander. Kinderen in deze leeftijd hebben hun eigen wil ontdekt en gaan opzoek naar de grenzen van de opvoeders, hoever kan hij/zij zijn eigen wil doordrukken bij jou. Gelukkig is dit een fase (een belangrijke fase in de sociaal-emotionele ontwikkeling) en dus gaat deze periode ook weer voorbij!

De volgende dingen kunnen helpen bij het benaderen van een kind tijdens een driftbui:

  • Blijf kalm en gebruik een rustige stem
  • Als je tegen het kind praat kom op ooghoogte van het kind
  • Erken de wens en de frustratie door deze hardop uit te spreken, bijvoorbeeld: ‘ja ik snap dat je boos bent, omdat je zo graag een koekje wil.’
  • Probeer niet te veel van het kind te vragen op dit moment en probeer het niet af te leiden (dit komt niet aan)
  • Neem het gedrag niet persoonlijk (driftbuien zijn geen reflectie van goede of slechte opvoeding)
  • Wees rustig (probeer niet zelf in de emotie te schieten, tel tot tien wordt niet boos!)
  • Blijf in de buurt van het kind (houdt gepaste afstand, kind mag niet gaan slaan/shoppen/gooien met spullen, gebeurt dit wel stop dit gedrag dan gelijk: Zeg duidelijk ‘Stop met slaan, dat doet zeer bij mij’ en stop het gedrag door rustig fysiek in te grijpen)
  • Koop een kind nooit om met iets (bijvoorbeeld: als je nu ophoudt krijg je koekje. Hiermee leer je het kind dat een driftbui met iets wordt beloond!)

Driftbuien zijn niet altijd te voorkomen maar het helpt wel om een voorspelbare planning aan te houden en dingen vaak hetzelfde te doen (rituelen, zelfde liedje/boekje zingen/lezen, zelfde volgorde van handelingen/activiteiten). Leg het kind vaak uit wat er gaat gebeuren en wat je van hem/haar dan verwacht. Kondig overgangsmomenten van tevoren al aan. Je kan er ook voor kiezen om sommige situaties waarbij vaak driftbuien voorkomen tijdelijk niet meer op te zoeken totdat het kind wat ouder en emotioneel stabieler is. Een dag op de crèche kan vergeleken worden met een hele drukke werkdag dus nog naar de speeltuin of boodschappen doen is soms niet meer wenselijk voor de dreumes/peuter.

Tip 3: Zindelijkheid

Zindelijk worden is net als leren lopen en praten, een fase in de ontwikkeling dus dit gaat niet van de ene op de andere dag. De meeste kinderen worden zindelijk overdag tussen twee en drie jaar (‘s nachts tussen tweeëneenhalf en viereneenhalf).

Begin met zindelijkheidstraining wanneer de volgende punten van toepassing zijn:

  • Je kind moet lichamelijk in staat zijn zijn/haar plas of poep op te houden. De blaas moet groot genoeg zijn en de sluitspier moet voldoende ontwikkeld zijn. Je merkt dit wanneer de luiers langer droog blijven.
  • Je kind moet zich bewust zijn van haar ontlasting of plas en laat dit aan je weten.
  • Je kind moet een zekere afkeer voor poep beginnen te ontwikkelen, en graag meteen verschoond willen worden.
  • Je kind moet duidelijk interesse voor de WC beginnen te tonen.

Als ouder kun je je kind dus niet zindelijk maken dat moet je kind echt zelf doen, je kunt het natuurlijk wel stimuleren. Ik zal wat tips geven die hierbij kunnen helpen:

  • Start met de zindelijkheidstraining in een rustige, stabiele periode, zonder ingrijpende veranderingen (zoals verhuizing, geboorte).
  • Peuterboekjes lezen over ‘naar de wc gaan’ zo kan je op een speelse manier vertellen wat de bedoeling is. Of de knuffelbeer op de WC (potje) laten plassen en het zo spelenderwijs behandelen.
  • Laat je kind op vaste momenten op de wc zitten, zoals na een eetmoment en na het slapen (wanneer je voorheen de luier verschoonde).
  • Het kan stimulerend werken de training te starten in de zomerperiode, wanneer je je kind alleen een dun broekje aantrekt (zonder luier!) Zó ervaart hij/zij heel direct het resultaat van zijn/haar blaas.
  • Luiers van tegenwoordig vangen het vocht zo goed op dat kinderen (bijna) helemaal niet meer voelen dat ze geplast hebben, het kan daarom helpen een onderbroek onder de luier aan te trekken ipv erover. Dit gaat een beetje irriteren en voelt niet lekker, zo heeft je kind beter door dat het geplast heeft en zal het uiteindelijk liever op de wc plassen dan in een luier.
  • Een brilverkleiner kan helpen.
  • Te veel aandacht geven aan het hele gebeuren, werkt vaak averechts!

Tip 4: Positieve opvoedingstips

Een paar positieve opvoedingstips:

  • Zeg wat je wel wil van je kind en niet wat je niet wil.
  • Je kind luistert het best naar je als je met een rustige stem spreekt.
  • Geef het goede voorbeeld want je kind leert door jou na te doen.
  • Durf “nee” te zeggen tegen je kind. Het zorgt voor duidelijkheid, rust en veiligheid.
  • Geef je kind vaak twee keuzes dan heeft hij/zij het gevoel mee te mogen beslissen.
  • Leg de focus op de oplossing en niet op het probleem.